‘Gezondheid is ongelijk verdeeld, de verschillen tussen arme en rijke Brusselaars zijn heel groot‘
Nieuw rapport over sociale ongelijkheden in gezondheid toont grote impact van socio-economische positie aan
Donderdag 25 juni 2020 — Covid-19 heeft ons doen beseffen dat gezondheid het hoogste goed is. Maar wie minder middelen heeft, is gemiddeld ook minder gezond. Vandaag werd in de commissie Gezondheid en Welzijn van het Brussels Parlement het nieuwe rapport besproken van het Observatorium van Gezondheid en Welzijn van Brussel over sociale ongelijkheden in gezondheid. Dit gedegen rapport van het Observatorium sterkt one.brussels in haar overtuiging dat de rijke en de arme gemeenten van Brussel solidair met elkaar moeten zijn. Een stad kan geen grote ongelijkheid verdragen. Ook niet de grote ongelijkheden op vlak van gezondheid.
Ongelijkheid in gezondheid kun je niet zomaar herleiden naar individueel gedrag, het is vooral een structureel probleem. En dus vergt het ook een structurele aanpak: het gaat ook om beter wonen, voldoende financiële middelen, propere lucht en publieke ruimte van kwaliteit.
Els Rochette (one.brussels):
‘Ongezonde huisvesting, wonen in een dichtbevolkte buurt zonder veel groen, stress over geld, ongezonde eetgewoonten, zorg uitstellen uit angst voor de factuur, gezonde voeding die duurder is dan ongezonde voeding… Ze spelen allemaal een rol in gezondheid. De cijfers spreken voor zich. De risico’s op ziekten zoals hartaandoeningen, diabetes, longaandoeningen en chronische aandoeningen liggen significant hoger bij mensen uit een lage sociaal-economische groep. Daarom is preventie, laagdrempelige zorg binnen wijkgezondheidscentra, promotie van een eigen huisarts,… zo cruciaal. Daar moeten we aan werken. En ook maken dat de rechthebbenden hun sociale rechten opnemen.’
De markante punten uit het nieuwe rapport:
- De ongelijkheid begint al van voor de geboorte van een kind en alleenstaande mama’s hebben het erg moeilijk.
- Het risico op doodgeboorte ligt 3 keer zo hoog bij huishoudens zonder inkomen uit arbeid. Het risico op sterfte van het kind voor het eerste levensjaar is er dubbel zo hoog.
- 16% van de kinderen wordt geboren bij een alleenstaande ouder (bijna altijd een moeder). Van de alleenstaande moeders beschikt 63% niet over een arbeidsinkomen.
- De ongelijkheid zet zich gedurende de hele levensloop verder en wordt gereproduceerd. Het sterfterisico ligt voor mensen uit de armste wijken van het Gewest veel hoger dan in de rijkste buurten: 35,5% meer kans dan gemiddeld om dat jaar te sterven.
- Uit cijfers van 2013 blijkt dat 40% van de Brusselse bevolking psychisch onwelbevinden heeft. Uit het nieuwe rapport: personen die het financiëel moeilijk hebben, hebben 28% kans op een depressie, 13% onder voor gemiddeld inkomen en 8,8% bij hen die gemakkelijk rondkomen. Maar de laagste inkomens gebruiken minder vaak anti-depressiva. Ze maken meer kans op een depressie, maar vinden geen toegang tot de nodige zorg.
Els Rochette (one.brussels)
‘Tijdens de afgelopen maanden, tijdens Corona, schoten de meldingen van depressies de hoogte in. Dit moet echt prioriteit krijgen van de Brusselse Regering de komende maanden en jaren. Met specifieke aandacht voor de socio-economische laagste groep.’
Een op vijf Brusselaars (bijna 20%) die moeilijk rondkomt, stelt de aankoop van voorgeschreven medicatie uit omwille van financiële redenen.
Tandzorg is het type zorg dat het vaakst wordt uitgesteld omwille van financiële redenen. Een slecht gebit is niet alleen een gezondheidsprobleem, het is meestal ook vaak heel zichtbaar en dus een beletsel om te gaan solliciteren. Slechte tanden maken het extra moeilijk om uit de vicieuze cirkel van sociale uitsluiting te breken.
Els Rochette (one.brussels)
‘Dit rapport is gemaakt op basis van cijfers van 2016. Vandaag is het de vraag hoe zwaar de effecten zijn van Covid-19 en hoe zeer de socio-economische situatie van mensen daarin een rol speelt. Gedegen onderzoek hierover vraagt tijd, maar de eerste cijfers tonen aan dat de negatieve effecten van corona veel zwaarder doorwegen bij mensen uit socio-economisch moeilijke situaties. Deze groep contacteerde bijvoorbeeld veel minder de huisarts dan andere Brusselaars.'